Begrippenlijst
dan is dit de plaats waar je hulp kan zoeken.
Hieronder zie je een lijst staan met de belangrijkste begrippen,
moest het woord dat je zoekt niet in deze lijst staan kan je altijd in je werkboek zoeken.
Als ook dat niet helpt, kan je altijd je leerkracht roepen.
Absolute frequentie |
De absolute frequentie ni van de variabele xi is het aantal keren dat xi voorkomt. |
Boxplot |
Een grafische voorstelling van het minimum, eerste kwartiel, mediaan, derde kwartiel en maximum. |
Cumulatieve (absolute) frequentie |
De cumulatieve absolute frequentie cni van het waarnemingsgetal xi is gelijk aan het aantal waarnemingsgetallen kleiner dan of gelijk aan xi . |
Cumulatieve relatieve frequentie |
De cumulatieve relatieve frequentie cfi van de waarnemingsgetal is de som van de relatieve frequenties van de variabelen kleiner dan of gelijk aan xi . |
Derde kwartiel |
Het derde kwartiel is gelijk aan de mediaan van de grootste helft gegevens. |
Eerste kwartiel |
Het eerste kwartiel is gelijk aan de mediaan van de kleinste helft gegevens. |
Frequentietabel |
Een tabel met alle waarnemingen samen met de vier verschillende soorten frequenties, noemen we een frequentietabel. |
Gemiddelde |
De som van een aantal getallen gedeeld door het aantal getallen. |
Gemiddelde absolute afwijking |
Het gemiddelde van alle absolute waarden van de afwijkingen ten opzichte van het gemiddelde. |
Histogram |
Een grafische weergave van de frequentieverdeling van gegroepeerde data. Het is een staafdiagram waarbij de staafjes tegen elkaar worden weergegeven. |
Interkwartielafstand |
Het verschil tussen het eerste en het derde kwartiel. |
Maximum |
Het grootste getal dat tussen je waarnemingen voorkomt. |
Mediaan |
Het midden van een verdeling of gegevensverzameling. |
Minimum |
Het kleinste getal dat tussen je waarnemingen voorkomt. |
Modus |
Binnen een frequentieverdeling is de modus de waarde of klasse met de grootste absolute frequentie. Met andere woorden de modus is het getal dat het vaakst wordt waargenomen. |
Ogief |
In en ogief zetten we de cumulatieve frequentie uit in functie van de klassen in een grafiek. |
Omvang |
De omvang is het aantal elementen van een steekproef |
Populatie |
De populatie is de verzameling van personen of objecten waarvan we iets onderzoeken. |
Relatieve frequentie |
De relatieve frequentie fi van de variabele xi is de verhouding van de absolute frequentie (ni ) tot het totale aantal waarnemingsgetallen. |
Standaardafwijking |
De standaardafwijking is een maat voor de spreiding van een variabele of van een verdeling. |
Steekproef |
De steekproef is de deelverzameling van de populatie die je daadwerkelijk gaat onderzoeken. |
Steekproefstandaardafwijking |
De steekproefstandaardafwijking lijkt erg op de standaardafwijking. In dit geval deel je echter de kwadraten van de afwijkingen tenopzichte van het gemiddelde niet door het aantal waarnemingen maar door het aantal waarnemingen -1. Dan neem je er net als bij de standaardafwijking de vierkantswortel van. |
Variantie |
Variantie is een maat voor de spreiding van een reeks waarden. |
Variatiebreedte |
Variatiebreedte is het verschil tussen de kleinste en de grootste waarneming. |